dinsdag 2 september 2014

zeehondje



zeehondje


Ik dacht dat ik zwemmen kon, in de Brabantse vennen. Je kon er staan, ook al was de bodem smurrie en als je zo’n bloedzuiger van je been aftrok: wat bleef dat lang bloeden!
De hondjesslag.


Schoolzwemmen ging in het gemeentelijke zwembad, dat eigenlijk een zijarm van het kanaal was. Er zwommen vissen. Aan de kant stond een langwerpig krukje, daar moesten we omstebeurt met buik en borst op liggen en dan de schoolslag maken.
De droogzwemslag.
Lukte dat niet in een paar keer dan mocht je weer achter aansluiten. Ik dacht dat ik zwemmen kon, ik mocht vaak achteraan beginnen.
Aan de kant stond een badmeester met een grote haak om de drenkelingen te redden. Dat is mij nooit overkomen… Het was niet erg dat dít zwembad gesloten werd.

Inmiddels was ik, toen er eindelijk een echt zwembad in de stad kwam, ‘te oud’ voor zwemles. Ik kon lid worden van een club met de toepasselijke naam ‘Lutra’ en daar kwam ik ook in een groep met kleintjes terecht. Die zwommen mij al snel voorbij als een otter terwijl ik spartelde als een ontheemd zeehondje.


De schoolslag gaf mij een actieradius van 1000 meter. Dat was mijn norm: als ik een kilometer kan zwemmen dan kom ik altijd wel aan de kant hoe en waar dan ook, was mijn gedachte. Maar mijn natuurzwembad de Hommel ging dicht, ook mijn openluchtzwembad Aldert van der Zwaard... ging sluiten.


Dan het alarmerende bericht over ‘De Vliet”. Ik had er juist weer ‘mijn norm’ gehaald. Het enige zwembad ooit waar ik complimenten kreeg van de badmeester toen ik vertelde dat  het mij nooit gelukt was een zwemdiploma te halen: ‘Het gaat toch nog best goed…!’


Ik dacht dat ik zwemmen kon. Ja, in het ondiepe, tien slagen achter elkaar of zo. Het is heerlijk en ik geniet dat het kán.

We hebben recht op zwemmen, binnen, beslist ook buiten zodat we onze zwemloopbaan niet hoeven te beëindigen als een angstig zeehondje, achteraan.  


zondag 25 mei 2014

van Rode Tulp naar Rode Lantaarn in 3:14


The Red Tulip is het internationale symbool van mijn patiëntenvereniging. Onze houding is niet meer rechtop en om te bewegen moeten we steeds extra nadenken; stappen zetten, voetafwikkeling en arminzet: niets lijkt meer vanzelf te gaan. En soms beven we ervan.

Mijn doel is als laatste te finishen op de halve marathon. Mok keek mij glazig aan toen ik mijn ultieme doel met haar deelde in de Pieterskerk. En hoeveel mensen hebben hun zorgen geuit over dit project en hoe vaak heb ik moeten beloven  te stoppen als het niet meer zou gaan?
Lopen kan ik wel, het is veredeld vallen en als er iets is waar mijn soort goed in is dan is het wel vallen! Mijn valsnelheid op de korte afstand, vooral de bult op, is nog redelijk en dan kan ik mij meten met snelle dames en heren. De duurloop valsnelheid is 7 km/uur. Dat kan ik makkelijk constant heel lang volhouden, drie uur moet toch lukken? En dat is ½M.

Met de start met een paar duizend tegelijk verlies ik al zo’n zeven minuten en reeds op de Vrouwenweg krijg ik escorte van de fietspolitie. Gezellig voor een praatje en ik haal zelfs lopers in… Het Watertje is domein van Patricia voor een gezellig meelopen, ‘maar pas op, jij moet nog de tien vanmiddag.’

Op de Nieuweweg loop ik voor de quads en ik hoor de drivers zeggen ‘hij loopt heel strak op schema.’  Prima, dit valtempo volhouden maar. En dan komt als een luchtspiegeling godin Bibi in beeld. Ze heeft het zwaar, later bekent ze te willen opgeven op dat moment en ik denk aan het LRRC-club-motto: ‘Niemand loopt alleen! 
Ik besef steeds meer dat dat goed voor twee is…. Bibi krijgt water uit een volgwagen.

Bij de Bommelzolder privé persoonlijke verzorging en weer verder door de eindeloze polders. Het tempo houden we redelijk, al moet ik er wel op wijzen dat de ponton-brug niet eeuwig wacht. We informeren politie en andere officials dat we er tijdig aankomen. ‘Geen probleem, wij komen.’  En het is heel gezellig! En we buffelen, en opgeven? Dat komt even niet in mij op, dat hoort  er ook bij: woordvindingsstoornis. Bovendien: de bezemwagens zijn ons ver vooruit dus eigenlijk zijn we in de praktische onmogelijkheid dat te doen waar ik toen even niet op kan komen…

We spreken over hardlopen, passies, studies, werk en over het motto op mijn achterpand: ‘Patiënt worden kan altijd nog.’  Vandaag in elk geval niet.

Na de Pontonnisten wordt het stil. Aankomend in Leiderdorp is iedereen al weg. Wat is de route? Tegenstrijdige informatie. Een hesje en kaartlezen blijkt twee: ‘volgens de kaart is het rechtdoor, maar ze gingen allemaal links!’  Dan kiezen we maar voor de straat waar de meeste troep ligt.

In de afgelopen weken heb ik deze race tegen mezelf eindeloos gelopen. Voorbereid op gebrom van quads achter me en een fiets naast me met ‘laatste man 21,1 km’. Maar er is Bibi en we lopen niet alleen!

Bij de Meerburgkerk zegt Bibi: 'Ik denk dat daar uw vrouw staat!’  Goede ogen en er staat inderdaad één trouw persoon te wachten op echt de allerlaatste lopers. Ravitaillering en sunblock. Gelukkig weet ik dan al dat Bibi later gestart is dus samen over de finish betekent: ‘Ik ben de laatste en jij dus niet,’ en daar zijn we allebei gelukkig mee.

Wat duurt dat lang voor we de samenloop met de hele marathon bereiken. Verbazing alom ‘zijn jullie er nog?’ en we moeten onder de linten doorkruipen. ‘Ik zie het al, onze benen zijn te kort,’  en we grappen over koppoters. Inhouden, energie sparen voor de glorieuze intocht en die begint onder de Morspoort. Nog even een strak tempo en handen in de lucht.

Beseft iedereen wat hier gebeurt? Geen idee. Mac klinkt verbaasd ‘Nu echt de laatste 21 km.’ Ik kan wel janken. ‘Gaat het?’ vraagt Jim bezorgd. ‘Het is emotie Jim, emotie.’ Zo neem ik afscheid van mijn geluksgodin. Met netto 3:14:23 op de klok.
Gekker kan het niet worden en ik denk aan het motto van mijn race.


tom weeber

via http://youtu.be/bHkk3mLs1P4 kun je onze finish herbeleven op 7 minuut 10