zaterdag 19 november 2011

Tomas Lieske: Dünya





Een ode aan de Zeppelinbouwers (in Turkije) die in het interbellum werkten aan iets dat achteraf vooral een droom bleek te zijn: te groot, te onbestuurbaar, te langzaam en vooral: te gevaarlijk.

De compositie van deze roman is zonder meer origineel. Nadat drie hoofdpersonen zichzelf hebben geïntroduceerd vertellen zij ieder vanuit hun standpunt delen van het verhaal.
Dünya is een Turkse dame die aan lager wal raakt, Simon heeft samen met zijn neef Otto aangemonsterd op een Engels schip en na veel omzwervingen komen ze als een soort geïnterneerden op het Turkse platteland terecht. Hij wordt tewerkgesteld bij de bouw van de Zeppelin. Paul Grünwald is een Duits-Joodse wetenschapper die de leiding heeft over de bouw van de Turkse Zeppelin.


Door deze compositie krijgt de roman iets spannends: als je het verhaal van de één leest vraag je je toch af hoe een ander ertegenaan kijkt. Soms krijg je dat dan nog te lezen, soms niet.


De roman speelt als gezegd in het interbellum maar is geschreven in het taalgebruik van de eenentwintigste eeuw. En dat taalgebruik vind ik een grote zwakte van dit boek. Je verwacht dat met het gebruik van (verouderde of vreemde) woorden en zinsconstructies het werk in de plaats en in de tijd wordt gezet, maar die illusie wordt mij al op pagina één ontnomen. Op een bureau zou een stressy stapel enveloppen liggen. Dat kan zeker, maar dan kijken we wel met de ogen van een eenentwintigste eeuwer met een overvolle baan en spreken we niet met de ik-persoon van dit hoofdstuk: een te dikke Turkse moslima. En - meteen maar terugkerend naar de openingszinnen - denken vooral de niet-moslims, de westerlingen, dat dikke mensen dom zijn? In de jaren '30 van de vorige eeuw?


Ik weet het niet, het lijkt me een vorm van hedendaagse sociale kritiek.


En bij deze ongeloofwaardigheden blijft het niet. Simon heeft een groot aandeel in het zeer strategische en politiek belangrijke Zeppelin-project, zijn baas weet al dat als er iets mis zal gaan Simon de schuld zal krijgen. Dünya wordt aangewezen om de Hollandse jongens te bespioneren. Je zou toch verwachten dat geïnterneerden of daarmee gelijk te stellen figuren direct bij twijfel aan de kant worden gezet? Waarom investeer je in een misschien wel onbetrouwbare spionne?


De roof van een kind, het lijkt een kwestie van levensbehoud voor de twee jongens, maar waarom? En dan beschrijven ze zichzelf als fuckin' bad parents: maar ja dat soort ouders kende je in die tijd niet, dat waren ontaarde ouders... Het woord fucking, dat overigens vaker voorkomt in deze roman, vinden we in het Nederlands taalgebied in het neologismen woordenboek van 1999 (zoek via http://www.inl.nl/home ). Hier is het dus een neologisme in de letterlijke, maar zeer ongebruikelijke betekenis van het woord: een futurisme eigenlijk.


Eenmaal op dit spoor erger ik mij verder lezend steeds meer aan het taalgebruik. De dochter (het geroofde kind) lijkt een 'Miss Turkije', maar het begrip miss was toen nog 'juffrouw'. De missverkiezingen, de schoonheidskoninginnen komen pas na de tweede wereldoorlog. Hoe kan de ik-figuur (op pagina 85) dan zo spreken of denken? Ook de samenstelling met klote- (klotemaaltijd op pagina 232) komt in die tijd nog helemaal niet voor...


Het is niet geheel duidelijk hoelang onze Hollandse vrienden in Turkije verblijven, maar uiteindelijk spreken ze nauwelijks een woord Turks en ze gaan niet-geïntegreerd, zelfs geïsoleerd, ook niet terug naar het vaderland. Misschien zijn daar goede historische redenen voor want de tweede wereldoorlog is aanstaande, maar uit de roman wordt het niet duidelijk. 


Misschien wilde de schrijver geen historische roman schrijven en ging het hem om de Zeppelinbouwers, of ging het om het in stand houden van een leugen over de afkomst van het kind. Maar ja ook dat zijn thema's die naar mijn gevoel onvoldoende zijn uitgewerkt: Waar ging het nou echt mis met die Zeppelins? Wat voor gevolgen heeft de leugen voor het kind?


Voor mij een roman niet met open einden: maar met vraagtekens rond ongeloofwaardige zaken in een taalgebruik van een andere tijd.

Geen opmerkingen: